De belastingpraktijk maakt onderscheid tussen heffen en invorderen. Heffen is het vaststellen van de individuele belastingschuld door de heffingsambtenaar. Invorderen is het bekendmaken van de belastingaanslag aan de belastingplichtige door de invorderingsambtenaar en het daadwerkelijk innen van het verschuldigde bedrag. De invordering start zodra het aanslagbiljet wordt verstuurd of uitgereikt.

De wettelijke regels voor de invordering (Invorderingswet 1990) geven aan wat de uitvoerende ambtenaren wel en niet mogen. De invorderingsregels zijn sterk gericht op de uitvoering van de rijksbelastingen door de Belastingdienst. Deze regels (Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990) zijn deels ook van toepassing verklaard op de gemeentelijke belastingen.

Keuzemogelijkheden

Op een beperkt aantal regels biedt de wetgeving de mogelijkheid om lokaal eigen keuzes te maken. De gemeenteraad heeft bij de invordering alleen keuzevrijheid als het gaat om:

  • het aantal betalingstermijnen en de frequentie waarmee moet worden betaald
  • de mogelijkheid om wel of geen kwijtschelding van een belasting te verlenen
  • het versoepelen van enkele kwijtscheldingseisen

Het college van B&W stelt beleidsregels vast voor het uitvoeren van de invordering. Ook besluit het college van B&W over de (hoogte van) te hanteren invorderingsrentepercentages.

De invorderingsambtenaar verzorgt de afhandeling van de invordering bij individuele belastingschuldigen. 

Kwijtschelding

De wettelijke regels gaan ervan uit dat een belastingplichtige de ontvangen aanslag moet betalen. Alleen in een beperkt aantal uitzonderlijke situaties kan kwijtschelding worden verleend. Dat kan bovendien alleen als de gemeenteraad die mogelijkheid heeft vastgesteld.

De gemeenteraad moet het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid vaststellen. Dit beleid bepaalt de belastingen waarvan kwijtschelding mogelijk is en de voorwaarden waaronder kwijtschelding plaatsvindt. De gemeenteraad is hierbij gebonden aan landelijk voorgeschreven regels van de staatssecretaris van Financiën. Deze regels komen erop neer dat alleen burgers met een inkomen tot ongeveer bijstandsniveau en zonder vermogen voor kwijtschelding in aanmerking komen.

Alleen op enkele kleine onderdelen kan de gemeenteraad (binnen wettelijke grenzen) afwijken van de landelijke regeling. De gemeente kan bijvoorbeeld een ruimer kwijtscheldingsbeleid voeren dan het rijk door bij de kosten van bestaan uit te gaan van 100% van de bijstandsnorm. Het rijk gaat in de landelijke regeling uit van 90% van de bijstandsnorm. Daarnaast kan de raad het bedrag aan financiële middelen dat niet meetelt bij de berekening van het vermogen verhogen.

Bevoegdheid om kwijtschelding te verlenen

Het verlenen van kwijtschelding is geen verplichting maar een bevoegdheid. De Invorderingswet zegt namelijk dat gehele of gedeeltelijke kwijtschelding kan worden verleend aan een belastingplichtige die zijn belastingaanslag of een deel daarvan niet anders dan met buitengewoon bezwaar kan betalen. De raad bepaalt of, en zo ja van welke belasting kwijtschelding wordt verleend. Het is vervolgens de invorderingsambtenaar van de gemeente die de kwijtschelding verleent.

De gemeenteraad heeft twee mogelijkheden om de kwijtschelding te regelen, via:

  1. een bepaling in de belastingverordening. Het beleid heeft dan alleen betrekking op de in die verordening geregelde gemeentelijke belasting.
  2. een afzonderlijke kwijtscheldingsverordening: deze verordening bevat dan een opsomming van de belastingen waarvan kwijtschelding wordt verleend

Berekening kwijtschelding

Voor de vraag of een belastingplichtige in aanmerking komt voor kwijtschelding kijkt de invorderingsambtenaar of de belastingplichtige op het moment van de aanvraag de belasting kan voldoen uit zijn bezittingen (vermogenstoets). Heeft iemand onvoldoende vermogen, dan wordt gekeken of de belastingschuld uit (toekomstige) inkomsten kan worden betaald (inkomenstoets). Een belastingplichtige komt voor kwijtschelding in aanmerking als hij geen vermogen en geen betalingscapaciteit heeft.

Vermogen

Tot het vermogen behoren onder andere spaartegoeden, een auto en de inboedel. Bepaalde vermogensbestanddelen worden bij het beoordelen van een kwijtscheldingsverzoek niet tot het vermogen gerekend. Het gaat daarbij onder meer om de inboedel voor zover deze niet bovenmatig is, geld voor het betalen van de kosten van bestaan, de netto huur of ziektekostenpremies, en een auto met beperkte inruilwaarde.

Betalingscapaciteit

Bij de inkomenstoets wordt de zogenoemde betalingscapaciteit berekend. Dat is het bedrag dat overblijft als op de verwachte inkomsten bepaalde kosten voor levensonderhoud in mindering zijn gebracht. Tot de inkomsten horen naast netto loon ook inkomsten uit onderverhuur of kamerverhuur, neveninkomsten, schenkingen en studiefinanciering. De kosten voor levensonderhoud betreffen onder meer een vastgesteld bedrag voor kosten van bestaan, woonlasten en ziektekostenpremies.

Ruimer kwijtscheldingsbeleid

De raad kan ook een ruimer kwijtscheldingsbeleid voeren. De Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 stelt de kosten van bestaan op 90% van de bijstandsnorm. De gemeenteraad kan in afwijking hiervan besluiten de kosten van bestaan te stellen op maximaal 100% van de bijstandsnorm. Het hanteren van de 100%-norm leidt er in de praktijk veelal toe dat een belastingschuldige met een bijstandsuitkering voor kwijtschelding in aanmerking komt. Belastingschuldigen met enkel een AOW-uitkering komen in beginsel niet voor kwijtschelding in aanmerking. Om ervoor te zorgen dat AOW’ers wel voor kwijtschelding in aanmerking komen, kan de raad besluiten de kosten van bestaan te stellen op 100% van de toepasselijke netto AOW-bedragen in plaats van op de bijstandsnorm.

Daarnaast mag de gemeente op de reguliere vermogensnorm een verhoging toepassen van maximaal € 2.000 (voor echtgenoten en geregistreerde partners). Voor een alleenstaande bedraagt de verhoging 75% van de verhoging voor echtgenoten en geregistreerde partners en voor een alleenstaande ouder bedraagt de verhoging 90% van de verhoging voor echtgenoten en geregistreerde partners. Tot slot kan de gemeenteraad besluiten om bij het verlenen van kwijtschelding rekening te houden met de netto-kosten die huishoudens voor kinderopvang moeten maken.

Kwijtschelding voor ondernemers

Personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen, de zogenaamde kleine ondernemers, kunnen in aanmerking komen voor kwijtschelding van hun privébelastingschulden. Voorwaarde is dat de gemeenteraad de kwijtschelding voor deze groep heeft geregeld. De voorwaarden waaronder kwijtschelding aan een kleine ondernemer wordt verleend, zijn gelijk aan de voorwaarden die voor natuurlijke personen/niet-ondernemers gelden. Dat wil zeggen dat van dezelfde betalingscapaciteit en hetzelfde vermogen wordt uitgegaan.

Meer informatie