Een leerling met een tijdelijke handicap, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening. In het leerlingenvervoer kennen we alleen de structurele handicap waarvoor een vervoersvoorziening kan worden toegekend. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan, of een meervoudige ledenmatenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel. Deze leerling kan gedurende lange tijd niet (zelfstandig) van het openbaar vervoer gebruik maken. In dit geval kan een leerling een beroep doen op het leerlingenvervoer. De gemeente geeft dan een beschikking af voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

Een richtlijn voor de gemeente zou kunnen zijn:

  • Bij een tijdelijke handicap tot drie maanden: sowieso geen aanspraak op leerlingenvervoer.
  • Bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden: de gemeente bekijkt of de leerling in aanmerking kan komen voor een vervoersvoorziening.