Er zijn verschillende sloopactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Deze sloopactiviteiten staan in artt. 2.1 en 2.2 Wabo.  

Het gaat om:

  1. Planologisch slopen: artikel 2.1, eerste lid, sub g Wabo
  2. Monument slopen: artikel 2.1, eerste lid, sub f Wabo (rijksmonument), artikel 2.2, eerste lid, sub b Wabo (gemeentelijk / provinciaal monument) en artikel 2.1, eerste lid, sub h Wabo (Beschermd stads- of dorpsgezicht)
  3. Selectief slopen en asbest verwijderen: paragraaf 1.7 Bouwbesluit2012.

Ad 1. Planologisch slopen (artikel. 2.1, eerste lid, sub g Wabo)

De basis voor de omgevingsvergunning voor deze sloopactiviteit ligt in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarin wordt mogelijk gemaakt om in een bestemmingsplan te bepalen dat het zonder omgevingsvergunning verboden is om bouwwerken te slopen.
Achtergrond voor deze ‘planologische omgevingsvergunning' is het voorkomen dat een bij het bestemmingsplan gegeven bestemming minder geschikt wordt voor de verwezenlijken daarvan of om een al verwezenlijkte bestemming te handhaven en te beschermen. Het stelsel is aldus gerelateerd aan de in het bestemmingsplan aan de grond toegekende bestemming en kan worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat er gaten in de bestaande bebouwing vallen.

Deze omgevingsvergunning kan worden geweigerd als niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De aanvrager van een omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteit moet dan ook op basis van artikel 2.16 Wabo in samenhang met artikel 6.1 Regeling Omgevingsrecht (Mor)) aannemelijk maken dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Ad 2. Slopen monument

Rijksmonument (artikel 2.1, eerste lid, sub f Wabo)
De Monumentenwet (Mw) regelt in artikel 11 de sloopbescherming van het beschermde rijksmonument. De omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet. Bij de beslissing op aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument (artikel 2.15 Wabo).

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen van een beschermd rijksmonument zijn naast de in artikel 7.2, onder a, b, c en e Mor genoemde gegevens en bescheiden, aanvullende gegevens nodig (waaronder cultuurhistorische onderzoeksrapporten). Voor het rijksmonument volgt dit uit artikel 5.1 Mor.

Het bevoegd gezag stelt de Minister van OCW (en gedeputeerde staten indien het beschermde monument buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom ligt) in de gelegenheid advies uit te brengen over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument. (artikel 2.26, lid 3 Wabo jo art. 6.4 Bor).

Daarnaast vragen burgemeester en wethouders aan de commissie op het gebied van de monumentenzorg advies, voordat zij beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument (artikel 15 Mw).

Gemeentelijke / provinciale monumenten (artikel 2.2, eerste lid, sub b Wabo)
Voor wat betreft het gemeentelijke of provinciaal monument ligt de basis voor deze sloopactiviteit in de gemeentelijke of provinciale monumenten-verordening.

De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk of provinciaal monument kan slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening (artikel 2.18 Wabo). Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteiten zijn naast de in artikel 7.2 Mor genoemde gegevens en bescheiden, aanvullende gegevens (waaronder cultuurhistorische onderzoeksrapporten) nodig. Voor het gemeentelijk / provinciaal monument volgt dit uit artikel 7.1 en artikel 5.1 Mor.

Slopen in beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1, eerste lid, sub h Wabo)
Het beschermd stads- of dorpsgezicht is een gebied dat van algemeen belang is door de cultuurhistorische waarde. Het gaat daarbij om groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Niet alle panden in een beschermd stads- of dorpsgezicht hoeven dus monumentaal te zijn.

De bescherming van deze stads- of dorpsgezichten wordt geregeld in art. 35 en 36 Mw. Op grond van het overgangsrecht uit artikel 9.1, lid 1, onder a Erfgoedwet blijven deze artikelen van kracht to de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Wanneer de minister een bescherm stads- of dorpsgezicht aanwijst, moet de gemeenteraad dit in een bestemmingsplan vastleggen. Als in een dergelijk gebied gesloopt moet worden, is een omgevingsvergunning noodzakelijk.

Deze omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De aanvrager van een omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteit moet dan ook aannemelijk maken dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 6.2, lid 1 Mor). Indien dit met toepassing van artikel 41 Mw is verplicht, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag tevens een rapport waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk in voldoende mate is vastgesteld (artikel 6.2, lid 2 Mor).

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning voor het slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d Wabo jo artikel 5.2 Bor).

Ad 3. Selectief slopen en asbest verwijderen (paragraaf 1.7 Bouwbesluit 2012)
Het selectief slopen en asbest verwijderen wordt sinds 2012 niet meer geregeld door middel van een vergunningstelsel op basis van Wabo en bouwverordening. Vanaf dat jaar geldt een meldingenstelsel op basis van het Bouwbesluit2012.