Staatssteun is in principe verboden (art. 107 lid 1 VWEU), omdat hiermee de mededinging op de Europese markt kan worden verstoord. Een maatregel levert pas staatssteun op als er aan alle voorwaarden van de cumulatieve criteria van het staatssteunverbod wordt voldaan. De staatssteunregels zijn neergelegd in de artikelen 107, 108 en 109 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Bij het verlenen van steun moeten decentrale overheden deze bepalingen in acht nemen.

Om te beoordelen of er sprake is van staatssteun, worden de volgende criteria gehanteerd (art. 107 lid 1 VWEU):

  • de steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
  • de steun wordt door staatsmiddelen bekostigd;
  • deze staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit);
  • de maatregel is selectief: het geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector/regio;
  • de maatregel vervalst de mededinging (in potentie) en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

De bovenstaande criteria zijn cumulatief. Dat wil zeggen dat er aan alle voorwaarden moet worden voldaan alvorens er sprake is van staatssteun.

Meer informatie over staatssteun, vrijstellingsverordeningen en de de-minimisregeling vindt u op de site van Europa decentraal.