Q: Moet u als gemeente standaard een beschikking afgeven?

A: Een van beslissingen die gemeenten moesten nemen bij het opstellen van de verordening Jeugdhulp is hoe om te gaan met het afgeven van beschikkingen. Wettelijk heeft iedere burger recht op een beschikking bij elk besluit over niet vrij-toegankelijke zorg. Bij de toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening voorziet de VNG modelverordening Jeugdhulp in 2 varianten voor de uitvoering hiervan:

  • Standaard een beschikking afgeven, of
  • Alleen als de cliënt erom vraagt en/of als het noodzakelijk is voor het juridische proces.

Als jeugdhulpaanbieder en cliënt het eens zijn over het hulpaanbod op de hulpvraag en cliënt dus niet van plan is bezwaar te maken, heeft een beschikking uit oogpunt van rechtsbescherming geen toegevoegde waarde.

Als de gemeente de beschikking ook gebruikt als betalingsgrond voor de jeugdhulpaanbieder en/of voor zijn eigen administratie, dan kunnen dat redenen zijn voor het wel afgeven van een beschikking.

De pilots hebben op basis van deze overwegingen hier een keus in gemaakt, die overigens onderling verschillend is.

In de verordening jeugdhulp moet staan welke jeugdhulpvormen onder een individuele voorziening vallen en welke onder overige voorzieningen. Ook moet erin staan hoe de deskundige beoordeling tot het inzetten van bepaalde jeugdhulpvorm is geregeld. Het jeugdhulpplan, de afspraken tussen jeugdhulpaanbieder en cliënt is de basis. Daarin staan de te bereiken doelen, de duur en aard van de hulp etc.

De vraag is wanneer het raadzaam is op het jeugdhulpplan een beschikking af te geven.

Vanwege de rechtsbescherming van de cliënt, moet de gemeente altijd een beschikking afgeven:

  • Indien cliënt en hulpverlener het niet eens zijn over het aanbod.
  • Indien de cliënt hierom vraagt.

Daarnaast zijn er gemeenten die ervoor kiezen om in ieder geval standaard een beschikking afgeven:

  • Bij het overeenkomen van een PGB
  • Bij duurdere ambulante jeugdhulp
  • Bij jeugdhulp met verblijf buiten het gezin

www.vng.nl/modelverordening

Q: Hoe zit het met bezwaar en beroep tegen besluiten o.g.v. Jeugdwet en Wmo 2015?

A: Bezwaar en beroep zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), daarom hebben de Jeugdwet en de Wmo 2015 geen eigen bepalingen daarover.

Als een aanvrager het niet eens is met een beschikking op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015, dan moet hij eerst bezwaar maken bij het college. Het college is immers het bestuursorgaan dat die beschikking heeft gegeven (art 7:1 Awb). Als de bezwaarde niet tevreden is met de beslissing op bezwaar kan hij in beroep bij de rechter.

In de Jeugdwet is een aantal besluiten uitgezonderd van beroep, net zoals het geval was in de Wet Jeugdzorg. Het gaat om besluiten tot ondertoezichtstelling en jeugdreclassering. Ook zijn verschillende besluiten in beroep van de kinderrechter uitgezonderd van hoger beroep. Daarbij gaat het om beschikking tot vervanging de gecertificeerde instelling, beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling en dergelijke besluiten op grond van het Burgerlijk Wetboek.

Beroep tegen een beschikking op grond van de Wmo 2015 moet worden ingesteld bij de Rechtbank, sector bestuursrecht. Ook hier is de Centrale Raad van Beroep bevoegd als hoger-beroepsrechter

Bekijk ook de brochure met een uitgebreid Overzicht van bezwaar en beroep in het kader van de jeugdwet. Dit is een informatieve brochure van K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd, Jos Janssen, mei 2014.

Q: Kan een gecertificeerde instelling bepalen welke jeugdzorg nodig is?

Volledige vraag: In de Jeugdwet staat dat de gecertificeerde instelling ‘bepaalt’ welke jeugdzorg nodig is. Heeft dat dezelfde status als een beschikking, of moet aan de hand van dat ‘bepaalde’ nog een beschikking worden afgegeven?

A: Als de gezinsvoogd namens de gecertificeerde aanbieder bepaalt dat er zorg nodig is, hoeft er geen beschikking afgegeven te worden. Bezwaar en beroep is namelijk uitgesloten bij OTS.

Q: Is een verwijzing van huisarts ook een beschikking?

A: Een verwijzing is nooit een beschikking. Een verwijzing is een professioneel oordeel dat er iets nodig en vormt daarmee een toegang naar een specialist, die uiteindelijk bepaalt wat er dan precies nodig is, voor hoelang en tegen welke kosten.

Q: Wordt verwijzing huisarts naar individuele voorziening vastgelegd in een beschikking?

Volledige vraag: In artikel 3 staat dat na verwijzing door de huisarts het college de te verlenen individuele voorziening vastlegt in een beschikking. De huisartsen in onze gemeente vragen zich af of wij dit op basis van de Jeugdwet kunnen vragen en hoe zich dit verhoudt tot het beroepsgeheim.

A: Iemand kan via de gemeente bij een aanbieder terecht komen of via een huisarts, medisch specialist of jeugdarts. Als de route via een arts wordt bewandeld, dan bekijkt de aanbieder op basis van de verwijzing van die arts welke voorziening in dat geval gepast is. Die voorziening wordt vastgelegd in een beschikking van het college. Afhankelijk van de verordening gebeurt dat standaard of alleen op verzoek.

Behalve in het gedwongen kader, dan is het altijd het college dat de beschikking neemt, wat natuurlijk niet uitsluit dat anderen (bijvoorbeeld de aanbieders) dit in de praktijk namens het college doen; in mandaat dus. Het college neemt in beginsel het oordeel van de aanbieder over, dus issues m.b.t. het beroepsgeheim (althans tussen huisarts en gemeente) spelen niet. 

Q: Kan gemeente zelf organisaties benoemen die vrij-toegankelijke hulp verlenen?

Volledige vraag: Kunnen gemeenten zelf instellingen/organisaties benoemen die vrij-toegankelijke’ hulp verlenen, of is dat aan criteria verbonden? Is bijvoorbeeld psychomotorische therapie zonder beschikking toegankelijk?

A: Gemeenten moeten zelf aangeven welke vormen van jeugdhulp ze ‘achter een beschikking zetten’, oftewel voor welke vormen van jeugdhulp een beschikking wordt ‘geslagen’ op basis van een verleningsbeslissing.

Q: Wordt een ambtenaar beschermd door de regels van overgang van onderneming?

Volledige vraag: Wordt een ambtenaar beschermd door de regels van overgang van onderneming (zoals vastgelegd in artikel 7:662 e.v. BW)?

A: Nee. De regels met betrekking tot overgang van onderneming zijn alleen van toepassing op werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben. Ook werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben met een publiekrechtelijk lichaam worden beschermd. Personen die op basis van een aanstelling werkzaam zijn, worden niet beschermd, omdat zij niet werkzaam zijn op grond van een arbeidsovereenkomst. Ambtenaren genieten dus geen bescherming en kunnen geen beroep doen op de regels met betrekking tot overgang van onderneming.