Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is er één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. In dit dossier over de Erfgoedwet van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed leest u wat deze wet betekent voor musea, rijksmonumenten en archeologie.

Meer informatie


Omgevingswet

De omgang met het cultureel erfgoed in onze leefomgeving wordt per 2024 geregeld in de Omgevingswet. Al vóór de invoering van de wet moeten gemeenten aan de slag om een aantal zaken in te orde maken, ook specifiek voor cultureel erfgoed. In de publicatie ‘Minimale actief cultureel erfgoed onder de Omgevingswet’ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed staat vermeld wat gemeenten minimaal moeten regelen, en waar rekening mee te houden (zowel voor als na de inwerkingtreding van de wet). 

Het overzicht 'Minimale acties Omgevingswet' van de VNG geeft aan welke voorbereidingen gemeenten minimaal moeten hebben getroffen vóór de inwerkingtredingsdatum, om te kunnen starten met werken volgens de Omgevingswet. 

Ook moet de Erfgoedverordening technisch aangepast zijn aan de Omgevingswet. De VNG heeft de wettelijke grondslagen en formele verwijzingen in de Model Erfgoedverordening 2016 daarom geactualiseerd.

Meer informatie


Instandhoudingsplicht rijksmonumenten

In de Erfgoedwet is een instandhoudingsplicht voor rijksmonumenten opgenomen. Een eigenaar moet zorgen dat zijn of haar rijksmonument zodanig onderhouden wordt dat behoud gewaarborgd is. Als dat niet het geval is dan kan een gemeente met de instandhoudingsplicht de eigenaar daarop aanspreken. In het uiterste geval kunnen gemeenten handhavend optreden om het noodzakelijke onderhoud af te dwingen.

De instandhoudingsplicht is opgenomen in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet en gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt.

Inspectie/toezicht

Het toezicht op de omgang van eigenaren van monumentenpanden berust bij de gemeenten. Zij verlenen ook (ver)bouwvergunningen. Vanwege de Wet revitalisering generiek toezicht hebben de provincies in 2012 het toezicht op het handelen van gemeenten gekregen. Er is sindsdien geen specifieke rol meer voor de landelijke Erfgoedinspectie (sinds 1 maart 2019 Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed), wel houdt ze toezicht op het stelsel als geheel en de processen daarbinnen.

Bij de archeologische monumenten houdt de Erfgoedinspectie het toezicht op de opgravingen totdat deze bevoegdheid naar de gemeenten gaat bij het in werking treden van de Omgevingswet. De Erfgoedinspectie laat periodiek monitoren verschijnen over het gemeentelijke archeologie- en monumentenbeleid.

Meer informatie


Financiering rijksmonumenten

Voor eigenaren van rijksmonumenten zijn vanuit het rijk speciale gunstige regelingen voor monumenten. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Nationaal Restauratiefonds hebben samen een speciale site over de financiering voor monumenten. Eigenaren kunnen middelen krijgen voor het onderhoud van hun panden: een lening bij woonhuizen en een subsidie in andere gevallen. Zij kunnen ook leningen/hypotheken aanvragen voor de restauratie ervan. Voor woonhuizen zijn er andere voorwaarden dan voor niet-woonhuizen. Voor deze laatste categorie is ook subsidie mogelijk. Daarnaast zijn er vaak provinciale restauratiemiddelen.

Voorts kan men rijkssubsidie aanvragen voor herbestemmingsmogelijkheden van een pand, verduurzaming en wind- en waterdichtmaatregelen. Ook is er de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) voor rijksmonumenten die geen woonhuis zijn. Zoals een kerk, molen of fabriek. Ook groene en archeologische monumenten vallen onder deze subsidieregeling.

Het rijk is doende met een versobering van de financiële mogelijkheden. Dit is in 2016 al gebeurd ten aanzien van de archeologische opgravingen. In principe komen de kosten hiervan ten laste van de verstoorder, vaak de eigenaar. Die kan bij excessieve kosten een beroep doen op de gemeente in de vorm van een schadevergoeding op basis van artikel 4.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De gemeenten werden hiervoor door het rijk op basis van de Monumentenwet artikel 34a gecompenseerd als zij in een bepaald jaar boven een bepaald drempelbedrag aan kosten hebben. Maar sinds er per 2008 een extra bijdrage in de algemene uitkering van het Gemeentefonds is gekomen vond de rijkscompensatie in de praktijk niet meer plaats. En op basis van de Erfgoedwet is deze mogelijkheid tegen de zin van VNG/gemeenten per 1 juli 2016 ook wettelijk geschrapt.


Omgevingsvergunning rijksmonumenten (gebouwd of aangelegd): advies vragen

Bij bepaalde ingrepen aan een gebouwd of aangelegd rijksmonument is de gemeente verplicht om advies te vragen aan de RCE. De wegwijzer advies omgevingsvergunning laat stap voor stap zien wat daarbij nodig is. 

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is namens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verantwoordelijk voor het bestand aan archeologische rijksmonumenten.


Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

De minister van Wonen en Rijksdienst heeft in 2016 een voorstel voor de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en een daarbij behorend concept Besluit naar de Kamer gezonden. Het doel is de privatisering van het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht. Naast algemene opmerkingen die de VNG heeft gemaakt geldt dat het voorstel in het bijzonder lastig is bij gebouwde monumenten. Thans is er weliswaar een separaat regiem voor wijziging en voor (ver)bouw ervan, maar de vergunningverlening en het toezicht zijn in één hand, te weten bij de gemeenten. In de plannen van de minister wordt het bouwtoezicht geprivatiseerd met tegelijkertijd minder vergunningvereisten en blijft het monumententoezicht in publieke hand. Van de zijde van het ministerie is aanvullend gesteld dat een eigenaar eerst moet voldoen aan de eisen die gelden bij wijziging van een monument en dat dan pas de bepalingen rond (ver)bouw aan de orde zijn. De VNG heeft in januari 2019 een Bestuursakkoord met het Rijk gesloten. De Eerste Kamer heeft de wet in mei 2019 aangenomen. De wet onderscheidt drie zogeheten gevolgklassen gebouwen en treedt per 2024 gefaseerd in werking: monumenten horen bij klasse 2 en niet bij klasse 1 waarmee wordt gestart.’


Museumbestel

De Museumbrief ‘Samen werken, samen sterker’ van minister Bussemaker van OCW van juni 2013 is zeer teleurstellend voor gemeenten. De brief biedt wel nieuwe wettelijke verplichtingen, maar geen inhoudelijke perspectieven. De minister wijst geen kerncollectie van landelijke betekenis aan, ondanks aanbevelingen o.a. in het advies ‘Ontgrenzen en verbinden’ van de Raad voor Cultuur om dat wel te doen. Ze introduceert wettelijke beperkingen voor de afstoting van gemeentelijk cultuurbezit. En de hiaten in de museumondersteuning blijven.

Op basis van de brief is er per 2014 een subsidieregeling voor de samenwerking van musea met elkaar en met anderen bij het Mondriaan Fonds.

‘De huidige OCW-minister van Engelshoven heeft in haar Kamerbrief ‘Uitgangspunten Cultuurbeleid 2021-2024’ van juni 2019 gemeld dat zij per 2021 maximaal 12 musea met een gemeentelijke of provinciale collectie gaat ondersteunen voor publiekstaken van (inter)nationaal belang. Dit doet zij op voordracht van de provincies en met een jaarbedrag van € 0,25 miljoen per museum.’


Subsidieregeling Indemniteit 2008

In 2008 is de indemniteitsregeling herzien. Per 2016 is dat wederom gebeurd. Deze regeling maakt het mogelijk dat museale instellingen die aan de nodige veiligheidsvoorschriften voldoen elkaar zonder verzekering voorwerpen in bruikleen kunnen geven langjarig of voor een bepaalde tentoonstelling, omdat de staat zich hiervoor garant stelt. Ook lokale musea en gemeentelijke expositieruimten kunnen hiervan gebruik maken. Gemeenten hebben vanwege de hoge kosten hun cultuurvoorwerpen veelal niet verzekerd. Subsidies kunnen worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.


Architectuur

Architectuur Lokaal is in 1993 opgericht vanuit het cultuurbeleid van het rijk om de kwaliteit van de gebouwde omgeving op gemeentelijk niveau, het lokale architectuurbeleid en de kwaliteit van het opdrachtgeverschap van alle betrokken partijen te bevorderen. Dit doen ze door gerichte informatievoorziening en specifieke stimuleringsprogramma’s.